‘Wíe heeft heeft dat gedaan?’
Wij sperden onze blauwe ogen zo ver mogelijk open en riepen om het hardst: ‘Ik niet!’
Mijn moeder wenkte ons met haar wijsvinger, zoals de heks – knibbel knabbel knuistje – van Hans en Grietje, en sprak dreigend: ‘Dan laat mij maar eens aan de vingers ruiken.’
In het begin ontmaskerde de schuldige zich zélf, door in een reflex beide handen achter de rug te verbergen. Toen we dat eenmaal doorhadden staken we zonder aarzelen en met een stalen gezicht onze wijsvinger onder moeders neus, maar toch wist ze de boosdoener er telkens weer feilloos uit te pikken en zo is de lust tot liegen mij al snel vergaan.
Ook gedurende mijn tienerjaren had ik het gevoel dat mijn moeder in mijn hoofd kon kijken. Natuurlijk rook ze niet meer aan mijn vinger (stel je voor!) maar ze wist altijd wat ik dacht en voelde en waarom ik bepaalde dingen deed of naliet. Ze keek dwars door me heen en als ik niet alles spontaan prijsgaf, als ze merkte dat ik probeerde iets voor mezelf te houden, dropen verwijt en teleurstelling van haar gezicht, wat mij een wee gevoel in mijn maag opleverde. Nog steeds als ik niet honderd procent open en eerlijk ben, tegen wie dan ook, voel ik het. Ik lieg dus nooit en hou niets achter. Niet omdat ik zo vreselijk integer ben, maar omdat ik anders misselijk word. Een beetje zoals die jongen in A Clockwork Orange, die hondsberoerd wordt van geweld, nadat ze hem zo geconditioneerd hebben.
Mijn moeder loog zelf ook nooit, voor zover ik weet. Behalve over dat ene, maar toen ik haar ermee confronteerde gaf ze het onmiddellijk toe. Het was op een mistige dag, het moet eind november zijn geweest. De hele weg van school had ik erover nagedacht en ik viel met de keukendeur in huis: ‘Ik denk dat hij niet bestaat.’
Mijn moeder liet van schrik een half geschilde aardappel in de pan plonzen en legde haar vinger op haar lippen, ‘straks,’ fluisterde ze.
Die avond, gezeten op de rand van mijn bed, maakte ze me deelgenoot van het grote geheim en vanaf dat moment zat ik in het complot. Nu móest ik liegen, want mijn jongere broertje en zusjes twijfelden nog totaal niet, en dat wilden mijn ouders voorlopig zo houden. Ik bleef dus gewoon mijn schoen zetten en liedjes zingen samen met de anderen, maar als mijn moeder en ik elkaar dan samenzweerderig aankeken voelde ik me trots en vooral groot.

Ik mocht helpen met het inpakken van de cadeautjes voor de kleintjes en de sinterklaastijd was nu spannender dan ooit. Elk jaar was er een nieuwe afvallige want zodra een kind kritische vragen begon te stellen werd het ingewijd. Zelf nadenken werd beloond. Mijn moeder voegde geen extra leugens toe om het uur van de waarheid uit te stellen en het woord hulpsinterklaas bestond nog niet. De meeste kinderen vielen ergens tussen hun zesde en zevende verjaardag van het geloof.
Tegen de tijd dat ik zelf moeder werd lag het anders. Tot mijn stomme verbazing ontdekte ik dat er kinderen waren die in groep ácht nog geloofden. Het liegen was dan ook door professionals overgenomen. Iemand (wíe in godsnaam?) had het Sinterklaasjournaal bedacht. Ik vond het niet om áán te zien maar natuurlijk kwam ik er niet onderuit want het programma werd in de kleuterklas van mijn dochtertje elke ochtend van A tot Z doorgenomen in de kring. Het Sinterklaasjournaal bood een kijkje achter de schermen van het bedrijf Sint Nicolaas en co. waar van alles verschrikkelijk mis dreigde te gaan en op het laatste nippertje toch nog goed kwam. Met de basisschoolkinderen was wekenlang geen land te bezeilen en sommigen begonnen zelfs weer in bed te plassen. Vind je het gek!
Met weemoed dacht ik terug aan mijn eigen kindertijd, toen de Goedheiligman nog een mysterie was. Je kreeg hem maar zelden te zien. Natuurlijk, de intocht werd ook toen al door de televisie uitgezonden. We zagen de stoomboot aankomen in zwartwit, Sint zelf kwam nooit lang genoeg close up in beeld om precíes te weten hoe hij eruit zag. Wanneer hij op school zijn opwachting maakte zat hij een uurtje in de aula op het podium, praatte wat met de directrice en luisterde, aandachtig knikkend met het gemijterde hoofd, naar de liedjes die we voor hem zongen. Ergens eind november verscheen er onaangekondigd een Piet in de klas om ons heerlijk de stuipen op het lijf te jagen. Hij sloeg hard met zijn roe op onze tafeltjes, bekogelde ons met pepernoten en stormde weer naar buiten, de deur met een harde klap achter zich dichtslaand. We gilden het uit van pret en spanning. Dat was in de hogere klassen, moet ik er wel bij zeggen.
Het grootschalige georganiseerde bedrog in de kleuterjaren van mijn dochter stond me tegen, maar wat kon ik doen? Tot mijn verrassing vond ik een gelijkgestemde in mijn buurvrouw, een zelfverzekerde moeder van drie, die ik bewonderde. Vanaf dag één had zij open kaart gespeeld met haar kroost. Ze vertelde haar kinderen dat het Sinterklaasfeest en groot spel was, waar iedereen aan meedeed. Iemand speelde Sinterklaas, een heleboel anderen speelden Piet en de rest deed alsof het allemaal echt was en kreeg chocoladeletters en cadeautjes in z’n schoen.
Wat een fantastisch idee! Dat ik daar zelf niet opgekomen was. Ik volgde haar voorbeeld en het werkte perfect. Met veel plezier en zónder leugens vierden wij jarenlang het sinterklaasfeest met ons dochtertje. Soms vroeg ze me: ‘Mama, jij doet toch die dingen in mijn schoen?’ Dan zei ik: ‘Ssht! Als je het spel niet meespeelt doe ik het niet meer hoor!’
Grote groepen mensen in ons land geloven in complotten en ik vraag me wel eens af; zou dat misschien iets te maken hebben met die grote samenzwering waarvan wij allen in onze prille jeugd het slachtoffer zijn geweest? Is ons vermogen tot volledig vertrouwen daardoor onherstelbaar beschadigd? Mijn jongste zusje moest vreselijk huilen toen ze de waarheid hoorde. Misschien omdat ze de laatste was en dus door ons allemáál voor het lapje gehouden, terwijl er niemand overbleef die zij op haar beurt kon bedotten. Het was echt een beetje traumatisch voor haar. Later heb ik vaker gehoord van kinderen die verschrikkelijk boos en ontgoocheld waren toen ze ontdekten dat ze in de maling genomen waren. Nota bene door hun ouders, hun grootouders, juffen en meesters, oudere broers en zussen! Door iedereen die ze vertrouwden, zelfs door die lieftallige Dieuwertje Blok van het Sinterklaasjournaal op televisie. Steeds meer wantrouwt men ook de media. Hoogste tijd om schoon schip te maken!

Elk jaar in september berijd ik dit stokpaardje, zodra de pepernoten in de winkels liggen en men weer ruzie begint te maken over Zwarte Piet. Dat laatste wordt zo langzamerhand een traditie op zich. Wat mij betreft eentje om in een grote zak te stoppen en overboord te gooien en dit is hoe ik dat voor me zie:
In het voorjaar komt er een speciale uitzending van het Sinterklaasjournaal. Vanuit Spanje heeft ons het droevige bericht bereikt dat Sinterklaas overleden is. Met betraande ogen en trillende stem leest Dieuwertje ons de afscheidsbrief van de kindervriend voor. De belangrijkste punten: 1) Sint wil dat zijn lichaam naar Nederland gebracht wordt, omdat hij zo’n heerlijke herinneringen heeft aan ons land. 2) Sint wil gecremeerd worden, want hij gaat natuurlijk zoals hij altijd gekomen is; door de schoorsteen. 3) Alle Pieten krijgen een deel van de erfenis en gaan ander werk zoeken. 4) Sint wil graag dat alle kinderen op vijf december hun schoen blijven zetten en dat de ouders daar dan iets in stoppen. Hij hoopt ook dat de kinderen rond zijn verjaardag veel Sinterklaasliedjes blijven zingen, daar zal hij in de hemel van genieten.
Sinterklaas krijgt uiteraard een koninklijke uitvaart. Zijn kist, een hoogglans witte met zijn gouden staf op het deksel, wordt per stoomboot naar een crematorium gebracht. Overal langs de route staan kinderen zwaaiend met witkanten zakdoeken Dag Sinterklaasje te zingen en alles wordt live uitgezonden door het Sinterklaasjournaal.
Vervolgens blijven we gewoon elk jaar pakjesavond vieren en schoentjes zetten en liedjes zingen. In feite verandert er niets. Alleen de intocht en de bezoekjes van Sinterklaas en natuurlijk die ellendige Zwarte Pieten discussie zijn verleden tijd. In de plaats dáárvan komt er een Sinterklaasmuseum waar de hele geschiedenis van het sinterklaasfeest te zien zal zijn. De mantels en de mijters, de grote boeken met namen, filmpjes van de intochten door de jaren heen, liedjesboeken, pakpapier, de zak en de roe, een snoepwinkeltje met sinterklaassnoep, een expositie van de mooiste kindertekeningen die Sint bewaard heeft, een restaurant waar warme chocolademelk en gevulde speculaas geserveerd wordt, een zaal waar kinderen een Diploma Sinterklaasassistent/Sinterklaasassistente kunnen halen door cadeautjes mooi in te pakken en via een klimdak door een schoorsteen te klauteren. De urn met de as van Sinterklaas komt buiten het museum te staan, onder een grote boom waarin iedereen zijn verlanglijst mag hangen. En voor ál die mensen die maar niet genoeg kunnen krijgen van het sinterklaasfeest: het Sinterklaasmuseum is het héle jaar open! Niemand hoeft nog tegen zijn kinderen te liegen en de kinderen die nog geboren moeten worden hebben ouders die Sinterklaas nog gekend hebben! Cool!
Uiteraard moet over dit alles in het diepste geheim gebrainstormd worden. Het ‘nieuws’ komt als een donderslag bij heldere hemel en slaat in als een bom. Het wordt gebracht als een voldongen feit en niemand kan er iets tegenin brengen. Al die ouders die hun kinderen steeds weer met de hand op het hart vertelden dat Sinterklaas écht bestaat, kunnen nu niet anders dan hen troosten en doen alsof ze verdrietig zijn. Een waterdicht plan. Al zeg ik het zelf.
Ik stuurde dit afgelopen zomer in naar een essaywedstrijd. Kreeg als reactie dat ze het meer een opiniestuk vinden dan een essay, en dat klopt ook wel.